Bernard ter Haar
Column
Opinie

Beprijzing gaat niet alle schaarste oplossen

Bernard ter Haar

Economie is de wetenschap van de omgang met schaarste. Voor niks gaat de zon op, maar voor bijna alle goederen en diensten waar mensen behoefte aan hebben, zou de behoefte zonder een of andere beperking groter zijn dan het aanbod. 

In onze markteconomie vertrouwen we er op dat de prijs van een goed of dienst de omvang van het aanbod en de vraag bij elkaar weet te brengen. Wordt de vraag naar een product groter, dan stijgt de prijs, en daarmee zal de vraag weer dalen of het aanbod toenemen. In de centraal geleide economieën van communistische landen is wel geprobeerd om de verdeling van de schaarste niet via prijzen, maar met een centraal plan te sturen, maar dat had weinig succes. 

Soms weigeren we het prijsmechanisme in te zetten. Het gebruik van de Nederlandse snelwegen is bijvoorbeeld gratis. Dat maakt het vervolgens wel moeilijk om het overgebruik, dat zich uit in aanzienlijke files, in de hand te houden. Op sommige markten werkt het prijsmechanisme ook niet zo goed. Op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld. Op dit moment zijn technici schaarser dan managers, maar dat betekent niet dat ze (in loondienst) meer verdienen dan die managers. Het tekort aan onderwijzers wordt ook niet vanzelf opgelost door ze beter te betalen (al helpt het natuurlijk wel…). Prijsvorming komt ook niet vanzelf tot stand bij niet-verhandelbare goederen, zoals schone lucht of schoon water. 

Om deze en vele andere redenen bemoeit de overheid zich ook met de verdeling van schaarste. Zo worden met subsidies of heffingen prijzen lager of hoger gemaakt, om vraag en/of aanbod te beïnvloeden. Of wordt met wetten en regels de omvang van het aanbod of de vraag genormeerd.

Instrument voor maatschappelijke vraagstukken

Ik neem deze lange aanloop om het thema van de huidige schaarstevraagstukken tegen het licht te kunnen houden. Dan gaat het om problematische schaarste, en daar hebben we nogal veel van, waarin de maatschappelijke balans nog ontbreekt. Schaarste aan woningen, schaarste aan ruimte, schaarste aan arbeidskracht, schaarste aan biodiversiteit, schaarste aan schone lucht, schaarste aan duurzame energie, schaarste aan materialen, om maar eens wat te noemen.

En bij al die verschijnselen van schaarste is de vraag: wat kan de markt oplossen, wanneer moet de overheid de prijzen gaan bijsturen met subsidies of heffingen, en wanneer moet de overheid gaan normeren? Of zelf inspringen aan de aanbodkant? Of een mix van dit alles? En welke criteria moet je hanteren om tot een antwoord op deze vraag te komen? Laat ik er twee benoemen die volgens mij belangrijk zijn, maar ook belangrijke consequenties hebben.

Verandering via prijseffecten gaat langzaam

Het eerste criterium is timing. Voor het oplossen van sommige vormen van schaarste is weinig tijd beschikbaar. Denk aan het tekort aan onderwijzers, of het tekort aan woningen. Vraag en aanbod worden daarbij door zoveel andere factoren bepaald, dat je er echt niet op kunt vertrouwen dat welk prijseffect dan ook het maatschappelijk onaanvaardbare effect van deze tekorten (een slecht opgeleide jongerengeneratie, woonstress en woningnood) snel zal kunnen wegnemen.

Dit legt een belangrijke regie-vraag bij de overheid. Regie betekent in dit geval het normatief afdwingen van een andere verdeling. Het bewerkstelligen van een andere verdeling gaat ook gepaard met het aantasten van de status quo en de daarbij behorende belangen. Daarom is het zo belangrijk dat de overheid tijdig normeert, zodat iedereen zich geleidelijk kan aanpassen, en niet pas als de nood van de schaarste inmiddels heel groot is geworden, en aanpassingen radicaal moeten zijn.

Transities met een deadline

Timing is ook essentieel bij de overschrijding van de planetaire grenzen. We hebben maar heel weinig tijd om de klimaatverandering te beperken, of om biodiversiteitsrampen te voorkomen. Binnen een paar decennia moet onze samenleving vrij zijn van de uitstoot van broeikasgassen, moet de economie grotendeels circulair zijn, en moet de natuur- en bodemkwaliteit weer zijn hersteld. Gedrag en structuren zullen snel moeten veranderen. Consumptiepatronen zullen dwingend moeten worden omgeleid. Alle menskracht die gedurende deze decennia ingezet moet worden voor deze immense transities, moet ook nog ergens vandaan komen. De puzzel moet nog worden gelegd of verhoging van de arbeidsproductiviteit, innovatie en immigratie voldoende menskracht kan opleveren. Waarschijnlijker is dat bepaalde bedrijvigheid begeleid moet worden naar de uitgang, om zo capaciteit vrij te spelen voor hetgeen de komende decennia echt essentieel is.

Is beprijzing rechtvaardig?

Naast timing zou ik als tweede criterium rechtvaardigheid willen noemen. Vaak wordt genoemd dat negatieve effecten van bepaalde producten in de prijs tot uitdrukking moeten komen. Maar met het beprijzen van alles wat niet duurzaam is, wordt de ongelijkheid tussen arm en rijk veelal vergroot. En voor het subsidiëren van wat duurzaam is, geldt hetzelfde. Het subsidiëren van zonnepanelen is fijn voor mensen die het geld en huis hebben om die panelen aan te schaffen. Het fiscaal aantrekkelijk maken van elektrische auto’s heeft voor mensen met voldoende geld effect. 

Rechtvaardig is dat niet. De kracht van veel geld kan behoorlijk verstorend werken. Als in Noord-Holland de datacentra van grote Amerikaanse Bigtech’s volledig op duurzame energie draaien klinkt dat heel planeetbewust, maar het effect is wel dat de rest van de samenleving, met een minder royale portemonnee, alle risico’s draagt van de schaarste aan resterende energie-opties. Veranderingen bewerkstelligen via wetten en regels, dus via normeren, is in deze gevallen vaak rechtvaardiger dan vertrouwen op de prijseffecten. 

Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.