Edin Mujagić
Column
Opinie

ECB-bestuurder: geldhoeveelheid en inflatie met elkaar verbonden! 

Edin Mujagić

De geldgroei in de eurozone is in augustus verder gedaald, meldde de Europese Centrale Bank (ECB) onlangs. De meest brede maatstaf voor de geldhoeveelheid, M3 genoemd, daalde een maand eerder voor het eerst in ruim een decennium. 

De verdere daling van de geldhoeveelheid in augustus is goed nieuws in het kader van inflatiebestrijding. Immers, te veel geldgroei is op middellange termijn dé reden voor te hoge inflatie. 

Ik heb op deze plek al eerder gesteld dat ik het daarom verbazingwekkend vond dat ECB-bestuurders het niet of nauwelijks over de groei van de geldhoeveelheid hadden in hun interviews en toespraken in de afgelopen jaren. Het is alsof je zou praten over waarom een bal die je omhoog schiet, terugvalt op de grond zonder zwaartekracht te noemen. De laatste tijd geldt dat als je naar een ECB-bestuurder had geluisterd, als je niet had geweten dat het een centrale bankier was, je snel zou denken dat je naar een directeur van het Wereld Natuur Fonds luisterde; het ging vaak over het klimaat, het weer en het redden van vogels en planten. 

Daarom was ik zeer aangenaam verrast in de laatste week van september toen een ECB-bestuurslid een hele toespraak wijdde aan….de groei van de geldhoeveelheid. 

Nee, het was niet Christine Lagarde - die blijft het vooral over klimaat hebben - maar haar collega in het dagelijks bestuur: Isabel Schnabel. 

Gedegen en afgewogen

In haar toespraak, die ik niet anders dan gedegen en afgewogen kan omschrijven, wees ze erop dat de geldhoeveelheid in de eurozone sinds de pandemie met 30 procent is gestegen. Over dezelfde periode is de inflatie opgelopen van iets meer dan 1 procent naar bijna 11 procent. Ook buiten de eurozone geldt dat de mate van inflatiestijging heeft afgehangen van de toename van de geldhoeveelheid.

Achteraf gezien, aldus Schnabel, kan zo’n grote groei van de geldhoeveelheid een teken zijn dat inflatie niet zomaar naar 2 procent zal terugzakken nadat alle verstoringen wegvallen maar een voetafdruk zal achterlaten. Ik vertaal ‘voetdruk’ als een langdurig boven dat percentage blijvende inflatie. 

De kortst mogelijke samenvatting van haar toespraak is dat geld ertoe doet, als we het over inflatie hebben. En dat is een verfrissend geluid uit het centralebankenland. Tegelijkertijd is dat overigens ook een treurige constatering, dat het verfrissend is als een centrale bankier het heeft over het historische feit dat geldgroei en inflatie met elkaar te maken hebben.

Het enige minpuntje, in mijn optiek dan, is dat zo’n toespraak in een veel eerder stadium gegeven had moeten worden door de president van De Nederlandsche Bank, gezien onze monetaire historie, waar aandacht voor geldgroei een rode draad in vormt. Het is, zo bezien, treurig dat in het laatste jaarverslag, in het voorwoord van de president die term niet voorkomt.

Nederland heeft in de afgelopen jaren in mijn optiek twee trends gebroken en dat is geen goed nieuws. De eerste is dat een prudent begrotingsbeleid in Den Haag niet meer heilig is. In het verlengde daarvan is Nederland meer sympathiek geworden over minder prudent begrotingsbeleid in de eurozone. In geopolitieke termen: op dit dossier heeft ons land Duitsland verlaten.

Het DNA van DNB

Hetzelfde tekent zich voor een deel af op het gebied van monetair beleid. Het kan aan mij liggen, maar het DNA van DNB, dat geld ertoe doet en dat de centrale bankiers de toename van de geldhoeveelheid goed in de gaten moeten houden en beperken, is vervaagd en vervaagt verder.

Persoonlijk ben ik blij met de toespraak van Schnabel. Al jaren stel ik en onderbouw ik de stelling in columns, lezingen en boeken zoals ‘Keerpunt 1971’, dat de mate van de toename van de geldhoeveelheid en inflatie op middellange termijn stevig met elkaar verbonden zijn.

 Niet alleen eeuwen, wat zeg ik, millennia, van economische historie leren ons dat, ook economische logica en basiswetten van die wetenschappen doen dat. Als er ergens meer van is, wordt dat, wat ‘dat’ ook is, minder waard en als iets schaarser wordt, wordt het méér waard. Hetzelfde geldt voor geld: hoe meer ervan is, des te minder waard het uiteindelijk wordt. Dat minder waard worden van geld noemen we inflatie. 

Edin Mujagić is hoofdeconoom van OHV Vermogensbeheer en auteur van het boek ‘Keerpunt 1971’. Hij schrijft iedere laatste vrijdag van de maand voor Investment Officer een ECB Watch over het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank.