Onlangs nam ik deel aan een werksessie van een denktank die zich buigt over de barrières in de financiële sector om een grotere bijdrage te leveren aan de energietransitie. De opwarming van de aarde heeft desastreuze gevolgen en het tegengaan hiervan gaat nog altijd veel te langzaam.
Totale publieke en private investeringen in fossiele brandstoffen zijn nog altijd groter dan die in adaptatie en mitigatie van klimaatverandering. Door een veelvoud aan factoren (denk aan korte-termijnoriëntatie, informatieasymmetrie, macro-prudentiële wet- en regelgeving, risicoaversie en kuddegedrag) wordt het financiële systeem gekenmerkt door inertie. Dat houdt de bestaande situatie in stand en draagt bij aan de verdere opwarming van de aarde. Kortom, we gaan met z’n allen lekker door op de Titanic. Terwijl de financiële sector door de sturende kracht van geld juist kan fungeren als kritische enabler van de noodzakelijke transitie naar een carbon-neutrale, circulaire economie.
Er is namelijk veel geld nodig, zoals het VN-Milieuprogramma UNEP (United Nations Environment Program) al in zijn Emissions Gap Report optekende: ‘Een wereldwijde transformatie van een economie die sterk afhankelijk is van fossiele brandstoffen en niet-duurzaam landgebruik naar een koolstofarme economie, zal naar verwachting investeringen vergen van ten minste 4.000 tot 6.000 miljard dollar per jaar.’ De benodigde investeringen moeten met een factor 3 tot 6 groeien. Dat is nogal een uitdaging.
Het goede nieuws: er is meer dan genoeg geld! Die jaarlijkse 4.000 tot 6.000 miljard euro is maar een klein percentage (namelijk 1,5 tot 2 procent) van al het financieel vermogen. Dus geld is het probleem niet. Het moet alleen nog in beweging komen, de juiste kant op worden gestuurd. Daarvoor draagt het UNEP verschillende oplossingen aan – zoals stoppen met investeringen in fossiele winning en infrastructuur, omdat deze de transitie tegenwerken en leiden tot een lock-in: wanneer bedrijven in fossiele assets investeren, ontstaat een prikkel om deze assets zo lang mogelijk te gebruiken, soms wel decennia. Verwacht wordt ook dat een aanzienlijk deel hiervan op termijn stranded assets worden (ten minste 1.000 miljard dollar). Volgens het UNEP toont onderzoek aan dat rendementen op investeringen in hernieuwbare energie historisch hoger waren dan die van fossiele investeringen.
Ook roept het UNEP beleidsmakers op om te normeren, beprijzen en reguleren volgens het principe “de vervuiler betaalt” en pleit het voor transparantie om de efficiency van financiële markten te verbeteren, opdat klimaatrisico’s adequaat worden geprijsd. Andere partijen hebben zich hier eveneens over gebogen en komen tot aanbevelingen van gelijke strekking. Onder meer de RLi – een onafhankelijke raad die de staat adviseert over leefomgeving en infrastructuur – heeft hierover een advies uitgebracht, getiteld: Financiering in Transitie, waar ik ook een bijdrage aan mocht leveren.
Beleidsbepalers hebben dus een extreem belangrijke rol; zonder de juiste beprijzing van “externaliteiten” worden bedrijven die roofbouw op de aarde plegen en de kosten daarvan op de samenleving afwentelen feitelijk beloond en kunnen zij overwinsten maken.
Anne Gram is onafhankelijke deskundige en lid/adviseur van pensioenfondsbesturen, beleggingscommissies en raden van toezicht. Dit is een voorpublicatie van haar column in IO Instutioneel, de krant voor institutionele beleggers die op 29 juni bij geregistreerden wordt bezorgd.