De inflatie overtreft de loonstijging dit jaar in ruime mate. Het koopkrachtverlies is enorm en het is geen wonder dat het consumentenvertrouwen tot een absoluut dieptepunt is gedaald. Het ziet er naar uit dat tal van huishoudens in financiële problemen zullen komen.
De regering heeft laten weten dat ze niet van zins is om met specifieke maatregelen hulp te bieden. In economenland wordt al langer gepleit voor een snellere loonstijging. Vorige week riep het CPB zelfs op tot een eenmalige loongolf, een opmerkelijk geluid. Hier een tegengeluid.
Achter het betoog van het CPB zit een interessante redenering. Stijgende energieprijzen vormen voor een energie-importerend land als het onze een nationale verarming. Het CPB constateert echter dat niet alleen onze importprijzen hard zijn gestegen, ook onze exportprijzen stijgen snel. Dat laatste beperkt de nationale verarming weer. In 2021 bedroeg die volgens het CPB slechts 0,5 procent BBP. Met andere woorden: er zijn niet alleen verliezers, maar ook winnaars. De winsten van die laatsten kunnen de verliezen van de eersten grotendeels compenseren.
Het lijkt simpel. Gezinnen zijn de verliezers, bedrijven de winnaars. Ergo, verhoog de lonen en volgens het CPB liefst door een eenmalige loongolf. Nu is de loonstijging de resultante van onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers, dus je kunt niet zomaar verordenen om de lonen sneller te laten stijgen.
Inflatiechaos
Ik zie een ander groot nadeel van een algehele loongolf. Okay, dat gezinnen harder door de inflatie getroffen worden dan alle bedrijven samen staat vast. Met een oproep tot een algehele loongolf gaat het CPB echter voorbij aan het feit dat er onder de bedrijven eveneens winnaars en verliezers zijn.
De corona-recessie en het daaropvolgende economische herstel is als een ongekende aardbeving voor de economie geweest. Toen de inflatie voor de crisis laag was, waren ook de bewegingen van de relatieve prijzen beperkt. Dat wil zeggen dat de bewegingen van de prijzen voor uiteenlopende goederen en diensten ten opzichte van elkaar beperkt bleven. Sinds de coronacrisis is dat compleet veranderd. Het volgende plaatje voor drie productgroepen uit het Amerikaanse inflatiemandje laat mooi zien hoezeer dit beeld is veranderd. Voorwaar, dit is inflatiechaos.
In Nederland is het niet veel anders. Volgens CBS-cijfers waren, bijvoorbeeld, de prijzen voor ‘glas, servies en huishoudelijke artikelen’ in mei 8,5 procent hoger dan een jaar eerder. Prijzen van producten voor ‘persoonlijke verzorging’ lagen 3,1% hoger dan een jaar eerder en die van ‘huishoudelijk textiel’ 0,5 procent lager.
Nu zullen achter die verschillen zeker uiteenlopende kostenontwikkelingen schuilgaan, maar ongetwijfeld ook verschillen in winstmarges. Een algehele loongolf zal een deel van het bedrijfsleven in grote problemen brengen. En de bedrijven die de hogere lonen zonder moeite kunnen betalen, zullen die hogere lonen wellicht weer doorberekenen. Dat ze de eerdere kostenstijgingen konden doorberekenen duidt immers op hun marktmacht.
We leven in een markteconomie (gelukkig wel)
In onze markteconomie kun je ondernemers niet kwalijk nemen dat ze proberen hun winstmarges te beschermen en waar mogelijk te vergroten. Concurrentie en prijstransparantie houden dat proces normaal gesproken binnen de perken. Dat in de huidige inflatiechaos toch sprake is van een winst-prijsspiraal laat vooral zien hoe belangrijk lage inflatie is.
Eigenlijk geeft de analyse van het CPB zelf ook al een aanknopingspunt voor mijn bezwaar tegen een algehele loongolf. Het CPB zegt immers expliciet dat de opmerkelijk geringe nationale verarming primair komt door het exporterende bedrijfsleven dat kennelijk de prijzen behoorlijk weet op te krikken. Helaas behoren niet alle bedrijven tot die categorie.
Het klinkt wellicht sympathiek, al die pleidooien voor een snellere loonstijging. Het is echter wishful thinking, zo werkt onze markteconomie niet. Bovendien zou een algemene loongolf een groot deel van het bedrijfsleven, ik vermoed vooral het MKB, zwaar treffen. Veel van die ondernemers kijken bovendien tegen een belastingschuld aan.
Dat neemt allemaal niet weg dat tal van gezinnen in de problemen gaan komen. Er zit echt niets anders op dan dat de overheid zich om die gezinnen zal moeten bekommeren. Het valt te hopen dat politiek Den Haag zich dat eindelijk gaat realiseren.
Han de Jong is voormalig hoofdeconoom van ABN Amro. Hij schrijft wekelijks voor Investment Officer over economie en markten. Meer informatie over zijn visie kunt u lezen op Crystal Clear Economics. Van de Jong verschijnen in de maand juni geen bijdragen.