Klimaatverandering vormt een dubbele uitdaging voor opkomende economieën. Niet alleen lopen zij het risico onevenredig te lijden onder extreme weersomstandigheden, een stijgende zeespiegel en droogtes, maar zij moeten ook een manier vinden om hun BBP op te trekken en tegelijk de uitstoot van broeikasgassen binnen de perken te houden. Het lijkt erop dat zij het zwaarst te lijden hebben van de transitie naar netto nul uitstoot.
Michael Ganske, obligatiespecialist bij T. Rowe Price, is het daar niet mee eens. Hij gelooft dat de toenemende inspanningen om de CO2-uitstoot terug te dringen juist kansen creëren voor opkomende markten. ‘Vergroening’ vereist immers vooral één ding: industriële metalen. De vraag naar metalen als lithium, kobalt en zeldzame aardmetalen, cruciale componenten voor de opwekking van hernieuwbare energie en elektrische auto's, zal de komende jaren naar verwachting omhoogschieten. Veel opkomende markten zullen daarvan profiteren.
Maar de verschuiving naar schonere energiebronnen kost veel geld. Toegang krijgen tot dat geld is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In tegenstelling tot de ontwikkelde markten hebben de opkomende markten het om politieke of structurele redenen moeilijk met de financiering. Een ander aspect dat de transitie naar netto nul uitstoot voor opkomende markten moeilijker maakt, is hun afhankelijkheid van de zware industrie. Veel opkomende economieën zijn minder dienstengericht en meer productie- en energie-intensief dan ontwikkelde landen. Daarom kan de overstap naar olie- en gasalternatieven een nog grotere uitdaging zijn dan in ontwikkelde markten.