Bernard ter Haar
Column
Opinie

Zou het bedrijfsleven immigratie echt willen stoppen?

Bernard ter Haar

Nederland wordt steeds voller. Het aantal inwoners blijft maar stijgen, hoewel we een aantal jaren geleden nog dachten dat de bevolking zou gaan krimpen. Dat de bevolking nog groeit, komt niet omdat er zoveel kinderen in Nederland worden geboren. Het is het resultaat van een vrij omvangrijke immigratie. Die bevolkingsgroei gaat niet zonder problemen. 

We hebben woningnood, lange files op de weg, veel drukke ontmoetingsplaatsen en een overbelaste natuur die wegkwijnt. Dan is het logisch dat je steeds vaker hoort dat Nederland een migratiebeleid moet gaan voeren. De grote vraag is alleen, hoe dan?

Push or pull?

Er heerst een beeld dat Nederland overspoeld wordt door mensen uit het buitenland zonder dat we er veel aan doen of kunnen doen, en dat roept ook aversie op. Maar zijn we echt machteloos? Het lijkt me dat de eerste vraag die beantwoord moet worden is wat de drijvende kracht achter de immigratie is. Op zijn Engels: is het ‘pull or push’? 

Met andere woorden: zijn er krachten in Nederland die mensen uit het buitenland aantrekken, of zijn er krachten in het buitenland die mensen richting Nederland duwen? Afgaand op de cijfers is allebei het geval. Maar de belangrijkste factor is de ‘pull’ factor. Verreweg de meeste mensen die immigreren - soms tijdelijk, soms permanent - zijn arbeidsmigranten die aangezocht zijn om in Nederland te komen werken. 

Er zijn inmiddels hele bedrijfssectoren die niet zonder arbeidsmigranten zouden kunnen functioneren. Er is ook een ‘push’ factor: mensen die op de vlucht zijn voor de ellende elders in de wereld en hopen dat ze die ellende in Nederland echt achter zich kunnen laten. Maar die aantallen zijn bescheiden ten opzichte van de eerste groep. Zij veroorzaken de bevolkingsgroei niet.

Slordige omgang binnenlands arbeidspotentieel

Als we willen nadenken over een effectief migratiebeleid, ligt het dus heel erg voor de hand om allereerst naar het Nederlandse bedrijfsleven te kijken: wat kunnen jullie doen om de ‘pull’ factor te verkleinen en op die manier de instroom te verminderen? Dat levert geen vrolijke gezichten op. Want zoals gezegd, veel Nederlandse sectoren denken dat ze helemaal niet meer kunnen functioneren zonder die buitenlandse instroom. Dat geldt voor de land- en tuinbouw, voor de bouw en inmiddels ook voor het winkelbedrijf en de horeca in de Randstad. En dat is natuurlijk wel raar. Zou het kunnen dat we in Nederland zo slordig omgaan met het eigen binnenlandse arbeidspotentieel, dat we er daarom niet genoeg aan hebben? 

Het antwoord zal zeker deels bevestigend zijn en ook voor die slordigheid kunnen we naar het Nederlandse bedrijfsleven kijken. Een bedrijfsleven dat zwaar werk niet lichter maakte, dat heel veel vijftigplussers afschreef, dat mensen met een beperking geen kans wilde geven, dat vrouwen slechter betaalde en het helemaal niet erg vond dat vrouwen in deeltijd gingen werken, en dat heel weinig investeerde in bij- en omscholing, brengt ons tot de arbeidsmarkt die we nu hebben, met veel outsiders en een haperende arbeidsproductiviteit. 

Maar er zijn ook systeemfactoren waar de politiek en de overheid verantwoordelijkheid voor dragen. De Nederlandse overheid heeft zich ervan laten overtuigen dat de belasting op bedrijfswinsten laag moet zijn, en dat de belastingdruk beter kan neerslaan bij de gezinnen en de werknemers. En de overheid heeft om de resulterende inkomenskrapte enigszins te compenseren, een veel te complex systeem aan inkomensondersteuning opgezet. Met als praktisch gevolg dat (meer uren) gaan werken voor te veel mensen weinig aantrekkelijk is geworden. 

En verder heeft de Nederlandse politiek er de facto alles aan gedaan om de groep mensen die vanuit de ‘push’ factor naar Nederland zijn gekomen door eindeloze wachttijden en inburgeringsverplichtingen, zover mogelijk bij de arbeidsmarkt vandaan te houden. 

Onaangename omgang buitenlands arbeidspotentieel

Gaan we in Nederland slordig om met het eigen potentieel; voor de bejegening van het buitenlandse arbeidspotentieel, dus de groep arbeidsmigranten, is slordigheid een te rooskleurig woord. Te vaak zijn er beroerde arbeidsomstandigheden en beroerde huisvesting.  Als bijvoorbeeld in het Westland permanent 12.000 arbeidsmigranten aan het werk zijn, en in hoogtijdagen zelfs 19.000, terwijl het Westland maar voor 5.000 arbeidsmigranten huisvesting biedt, is het toch bijna onvermijdelijk dat zich schrijnende huisvesting-situaties voordoen? Dergelijke situaties doen zich al jaren onverminderd voor. Daarmee worden een sociale instabiliteit en een negatief arbeidsmarkt-klimaat gecreëerd die weerstanden oproepen. Maar dus wel door onszelf zijn gecreëerd en vermeden hadden kunnen worden.

Mensgericht arbeidsmarktbeleid

Als Nederland de afhankelijkheid van buitenlandse arbeidskrachten wil verminderen, en daarmee de immigratie zou kunnen beperken, zal er meer positieve aandacht geschonken moeten worden aan het binnenlandse arbeidspotentieel. Dat vraagt een gedragsverandering, van slordig omgaan met de mogelijkheden om mensen productief te laten zijn, naar een mensgerichte arbeidsmarkt, die erop gericht is mensen zo goed mogelijk in staat te stellen een productieve bijdrage te leveren. Er staan op dit moment best veel mensen aan de zijlijn, op afstand gezet van de huidige arbeidsmarkt. Er zijn dus kansen te over.

Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.