Voor veel mensen is de COVID-19-crisis van 2020/21 een wake-up call geweest.
Die hen heeft doen beseffen dat ons bestaande economische systeem grondig moet worden herzien. Nu we de pandemie voorzichtig achter ons beginnen te laten, kunnen we een voorlopige balans opmaken van wat alle goede bedoelingen en voornemens wat betreft ‘build back better’ ons tot dusver hebben gebracht. Gezien deze voornemens is het niet onredelijk te hopen dat de periode na COVID een omslagpunt zal blijken te zijn. In dit artikel kijken we naar de huidige stand van zaken van de reset na COVID. En laten we eerlijk zijn, de vooruitgang is op zijn zachtst gezegd teleurstellend.
In mei vorig jaar schreven we dat de COVID-crisis substantiële tekortkomingen in ons huidige economische en sociale stelsel heeft blootgelegd en riepen wij op tot een reset van onze economie. Deze tekortkomingen zijn zeker niet nieuw, maar zijn door de pandemie alleen maar verergerd. De infografiek toont de tijdlijn van niet-duurzame ontwikkeling sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De pandemie en de lockdown boden ons de gelegenheid, of liever de plicht, om onze economie te herdefiniëren, te herwaarderen en te herontwerpen, weg van onze groeiverslaving en ons kortetermijndenken. Het is nu zaak dat wij ons gaan richten op de wederopbouw van een betere, duurzamere en veerkrachtigere economie.
Nu, een jaar later, kunnen we de balans opmaken van wat er is bereikt. Op papier ziet het er niet eens zo slecht uit. Beleidsmakers zijn zich ontegensprekelijk meer bewust geworden van de grootste problemen van onze tijd: omdat de VS en China nu ook klimaatleiderschap aan de dag leggen, is de kans dat ‘Parijs’ wordt gehaald, iets toegenomen. De ambitieuze Green Deal van Europa is gericht op duurzaam herstel, waarvoor de EU een aanzienlijk bedrag ter beschikking heeft gesteld. De werkelijkheid laat echter een veel minder rooskleurig beeld zien. Het ziet er nu namelijk naar uit dat het herstel na COVID zeer koolstofintensief zal zijn. Het is ook duidelijk dat slechts een zeer klein deel van de overheidsmiddelen zal worden gebruikt om een groen herstel mogelijk te maken.
Wat we een jaar na de uitbraak van de COVID-pandemie wel zeker weten, is dat de ongelijkheid in de economie verder is toegenomen en dat de veerkracht is afgenomen. De acute fase van de crisis en het vaccinatieproces hebben de ongelijkheid tussen rijke en arme landen verder vergroot: met overheidsgeld konden rijke landen de economische klap beter opvangen en deze landen hadden ook meer middelen om grote voorraden vaccin aan te schaffen. Tegelijkertijd is de veerkracht van de meeste economieën echter verslechterd, omdat de staatsschulden enorm zijn opgelopen.
Deze hoge schuldniveaus houden ook verband met een tweede soort ongelijkheid: die tussen de generaties. Jongeren konden lange tijd niet naar school en leden daardoor onder sociale en psychologische problemen. Bovendien zijn zij het die op een bepaald moment in de toekomst de schuld moeten terugbetalen die wij op ons hebben genomen. De oudere generatie profiteert hiervan (relatief gezien): zij werden relatief gespaard door de lockdowns en zijn ook niet degenen die deze schulden in de toekomst zullen moeten afbetalen.
Hoewel de schulden van regeringen en bedrijven in sectoren die hard door de pandemie zijn getroffen, zoals de reis- en vrijetijdssector, zijn gestegen, zijn er ook grote groepen mensen die er nu eigenlijk veel beter aan toe zijn: iedereen die vermogen had, heeft zijn vermogen het afgelopen jaar alleen maar zien toenemen. De grootste bedrijven – zoals big tech – profiteerden zowel van de grotere vraag naar hun diensten als van het sterke herstel op de financiële markten onder impuls van het extreem soepele monetaire beleid. De ‘big tech’-bedrijven zijn zelfs nog groter geworden. Dit betekent dat de financiële wereld verder is losgekoppeld van de reële economie, waardoor de veerkracht van de economie eerder is verminderd dan vergroot.
Intussen is de relatie met de natuur er niet sterker op geworden; we hebben geen idee hoe we ons minder kwetsbaar kunnen maken voor zoönosen die van dier op mens overspringen. Bovendien was 2020 ook het jaar dat begon met enorme bosbranden en bleek dit het op één na warmste jaar in de menselijke geschiedenis te zijn. In het Dasgupta-rapport over biodiversiteit, een uitgebreid rapport over de economische aspecten van biodiversiteit dat in opdracht van het Britse ministerie van Financiën is opgesteld, wordt opnieuw bevestigd dat de relatie tussen economie en biodiversiteit zich pas echt kan herstellen als wij de manier waarop wij de natuur behandelen fundamenteel veranderen: niet als input voor ons economisch systeem, maar als een onlosmakelijk onderdeel daarvan. We moeten de natuur dus ook niet zien als iets dat kan worden beschermd door er een prijskaartje aan te hangen, maar juist als iets dat niet aan marktwerking mag worden onderworpen.
Dit heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat wij na COVID nog steeds vastzitten in het paradigma van economische groei en winst op korte termijn. Als de economie niet groeit of een bedrijf geen winst maakt, hebben wij maar één reflex: redden wat er te redden valt door er meer geld in te pompen. En we doen dit zonder ons eerst af te vragen of dit op de langere termijn wel enige welvaart oplevert. Tegelijkertijd weten we al lang dat welzijn veel meer is dan alleen economische groei of winst.
De reset heeft dus een reset nodig. Een reset die expliciet gericht is op het creëren van welzijn.
Tune in
In een reeks podcasts verkent Hans Stegeman de contouren van een toekomstbestendige economie en de wegen om daar te komen. In de eerste aflevering ‘Need for radical change’ bespreken Hans en de bekende Britse ecologisch econoom Tim Jackson de noodzaak van een nieuw economisch systeem. Beluister de podcast voor een voorproefje van een nieuwe economie die om meer draait dan groei.