Toen ik eind jaren tachtig van de vorige eeuw mijn ambtelijke loopbaan begon bij het ministerie van Financiën kreeg ik een wijze les van één van de toenmalige directeuren van de Nederlandsche Bank, André Szász: ‘Eerst bepalen waar je uit wil komen, en dan de weg ernaartoe uitstippelen’.
Dat was in die tijd relevant, omdat er toen in Europa nagedacht werd over de oprichting van een Europese Centrale Bank. Dat oprichtingsproces is uiteindelijk voltrokken in drie fases, waarbij als eerste werd nagedacht over de inrichting van de laatste fase, en pas daarna over de fases daarvoor.
Denken vanuit 2050
Deze maand heeft het Expertteam Energiesysteem 2050 , waar ik voorzitter van mocht zijn, zijn eindrapport aangeboden aan minister Jetten. De opdracht aan het expertteam was van eenzelfde orde als de les van Szász: Begin eerst na te denken over het nieuwe energiesysteem van 2050, en ontwikkel dan gedachten over hoe we daar kunnen komen.
Gemakkelijk was die opdracht niet. Het is best ingewikkeld om bijna dertig jaar vooruit te kijken, zeker in het huidige tijdsgewricht waarin de veranderingen over elkaar heen tuimelen. Je kunt ook niet alleen nadenken over het energiesysteem op zich, energie is cruciaal voor elke vorm van bedrijvigheid. Dus moet je je ook verdiepen in welke bedrijvigheid allemaal zal plaatsvinden in 2050.
Het is een beetje standaard om over de verdere toekomst na te denken in termen van scenario’s. Elk scenario voorzien we dan van een welluidend etiket. Als expertteam hebben we ook veel scenario’s bestudeerd. Daarbij vielen twee dingen op. Veel scenario’s proberen zoveel mogelijk de bestaande situatie door te vertalen naar de toekomst. Bijvoorbeeld: de bestaande economische structuur zal grotendeels intact blijven, alleen wordt er geen fossiele brandstoffen meer gebruikt, maar duurzame energie. Dat is natuurlijk een heel onwaarschijnlijk scenario. De economische dynamiek is sowieso groot, en juist door een wereldwijd heel ander patroon van vraag en aanbod van energie zal de economische structuur ongetwijfeld aanzienlijke veranderingen laten zien.
Het tweede dat opviel was dat er in de meeste scenario’s weinig aandacht was voor de maatschappelijke inbedding van alle veranderingen en van het uiteindelijke energiesysteem. Terwijl in de ogen van het expertteam die maatschappelijk inbedding juist cruciaal is om in het vereiste tempo het beoogde resultaat te kunnen boeken, en de samenleving en leefomgeving in eenzelfde tempo zal veranderen als het energiesysteem zelf. Scenario’s leren dus veel over de bandbreedte van mogelijke ontwikkelingen, maar vertellen uiteindelijk toch onvoldoende over waar we uit willen komen. Als expertteam hebben we zelf zo goed als we konden nagedacht over de eindbeelden van 2050 en vandaar uit ontwikkelpaden en dilemma’s geschetst. Pas toen we daarmee klaar waren, beseften we hoe nuttig die route van denken is, en dat het ook onmisbaar is om het verhaal te ontwikkelen dat nodig is om de maatschappelijke beweging te mobiliseren om het eindresultaat ook werkelijk te behalen.
Niet achteruit maar vooruit denken
De beleidspraktijk in Nederland is vaak een andere. Neem als voorbeeld de huisvesting in Nederland. Die is zo lang op zijn beloop gelaten dat de schaarste aan goede huisvesting een wooncrisis werd. Het beleidsverhaal wordt daarmee automatisch dat we de wooncrisis moeten oplossen. Het perspectief van 2050 is heel anders.
In 2050 hebben we heel energiezuinige woonwijken nodig, misschien zelfs wijken die energie opleveren, en dat kunnen we realiseren in aantrekkelijke leefomgevingen met veel groen, ruimte en rust. Maar omdat de wijken die de komende jaren worden gebouwd er in 2050 ook nog zullen staan, moeten we nu al beginnen te bouwen langs de inzichten, wensen en noden van 2050. En dat is een wezenlijk andere benadering dan paniekerig proberen in korte tijd heel veel woningen te bouwen om de wooncrisis op te lossen.
Voor de landbouw geldt een vergelijkbaar beeld. Alles is nu gefocust op de stikstofcrisis. Maar het zou veel prettiger zijn als we bepalen waar we uit willen komen met de landbouw in Nederland en daar dan ook systematisch naar toe gaan werken. Dus als we circulaire landbouw willen bedrijven, op minder hectares dan nu beschikbaar zijn, en vooral plantaardige eiwitten willen consumeren, dan kunnen we een jaartal plakken op het moment dat we dat gerealiseerd willen hebben. Dat levert een verhaal op van bouwen aan de toekomst, in plaats van het huidige verhaal van het afpakken van wat ooit verworven is.
Het verhaal over de toekomst met elkaar delen
Ook de grootschalige industrie staat voor een grote opgave. Vanaf 2040 zullen er in het ETS geen CO2-rechten meer worden uitgegeven. Misschien dat binnen de grote bedrijven die notie en de betekenis daarvan al wel bekend is, maar ik heb sterk de indruk dat dat niet het geval is bij veel van de toeleverende mkb-bedrijven, bij de werknemers en evenmin bij de aandeelhouders.
Een mooi voorbeeld was te vinden bij Volkswagen, waar binnen het bedrijf een grote strijd heeft gewoed over nut en noodzaak van de elektrische auto. Of bij de grote oliemaatschappijen waar veel aandeelhouders vasthouden aan het winstgevende fossiele karakter van het bedrijf. Er mist het gedeelde verhaal over de grote verbouwing naar een duurzame en circulaire economie. Het kan een mooie toekomst opleveren, maar die verbouwing is ongetwijfeld lastig, omdat die ook hak- en breekwerk vraagt in de bestaande instituties en belangen. Onvermijdelijk is het wel, als we niet willen doorgaan met achteruit denken en van crisis naar crisis willen hobbelen.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.